allthingsdutch: DUTCH VOCABULARY: MEDICALNOUNS: a general practitioner - een huisarts a pediatrici
allthingsdutch: DUTCH VOCABULARY: MEDICAL NOUNS: a general practitioner - een huisarts a pediatrician - een kinderarts a hospital - een ziekenhuis a doctor - een dokter a surgeon - een chirurg a nurse - een verpleger/verpleegster an anesthesiologist - een anesthesist a general surgeon - een algemeen chirurg a plastic surgeon - een plastisch chirurg the medicine - het medicijn the medication - de medicatie the painkiller - de pijnstiller the needle - de naald the infusion - het infuus the fluid - de vloeistof the antibiotic(s) - het antibioticum, de antibiotica the surgery - de operatie the examination - het onderzoek the prescription - het voorschrift the illness - de ziekte the emergency - het noodgeval the wound - de wond the concussion - de hersenschudding the fracture - de breuk the tear - de scheur the accident - het ongeluk the damage - de schade the diagnosis - de diagnose VERBS: to operate/to perform surgery - opereren to perform CPR - reanimeren to heal - genezen to prescribe - voorschrijven to examine - onderzoeken to break (a bone) - (een bot) breken EXAMPLE SENTENCES: Call an ambulance! - Bel een ambulance! Is there a doctor present? - Is er een dokter aanwezig? We need medical assistance. - We hebben medische bijstand nodig. This is an emergency. - Dit is een noodgeval. I’m having surgery next week. - Ik word volgende week geopereerd. -- source link
#dutch language#learn dutch#learning dutch#dutch langblr#learning#learn languages#learning languages#langblr#langblog#studyblr#studblr#tongueblr#language#languages#language learning#language lover#language blog#language tumblr#polyglot#vocabulary#vocab list#glossary#glossary terms#vocabulary list